Rede bij de boekpresentatie: Gouden Ganzenveer 2016 Xandra Schutte
op 15 september 2016 bij Bijzondere Collecties, Amsterdam
uitgesproken door Ewan Lentjes
lijn

Hartelijk welkom.
Het is een groot genoegen om bij deze boekpresentatie van de Gouden Ganzenveer 2016 in het kort iets te mogen zeggen over het werk van Piet Gerards Ontwerpers. Deze uitgave vormt de laatste in een reeks van 10 publicaties die de studio vanaf 2007 voor Stichting De Gouden Ganzenveer verzorgde. Een mooie aanleiding om dit eerbetoon aan Piet Gerards’ ontwerperschap toe te lichten met 10 miniatuurtjes - een fractie slechts uit de enorme productie van de studio, waarvan de kleine expositie hier in de hal nog weer een tipje van de sluier licht. Goed, Piet en Maud: Een eerbetoon in 10 beelden!

Piet Gerards’ interesse voor drukwerk begint met zijn - vooral anarchistische - engagement in de jaren zestig. Cruciaal is de studentenrevolte in Parijs van mei ’68 - het revolutiejaar bij uitstek, waarmee de naoorlogse generatie zijn handtekening op de geschiedenis zet. Opvallend daarbij is de toevlucht tot sterke parolen: deze generatie claimt een ander soort macht - namelijk, die van de verbeelding! Met provocerende leuzen wordt de kracht van taal en typografie op spandoeken en muren gekalkt!*
In deze context van engagement en activisme komt Piet Gerards in aanraking met vormgeving. Eerst vooral van actie-affiches. Maar in 1979 wordt hij diep geraakt door het gedicht ‘Europa’ van de Poolse avant-garde dichter Anatol Stern, dat tijdens de ‘Anarchisme sieklus’ in Maastricht wordt voorgedragen door de dichter Steef Davidson. Die had een eigen vertaling met enkele collages op A4-formaat gekopieerd. Piet besluit om het werk in een nieuwe vertaling en vooral met een waardige vormgeving uit te brengen. In een klap wordt hij zo ontwerper en uitgever - schoolvoorbeeld van de autodidact die zonder schroom voortborduurt op de doe-het-zelfmentaliteit van de protestgeneratie van de jaren zestig.*
De drang om Sterns gedicht ‘Europa’ in een goed verzorgde editie uit te geven markeert als het ware een zachte omslag in zijn ontwikkeling: het maatschappelijke engagement krijgt een nadrukkelijk culturele lading. Eerst onder eigen naam, maar vooral met Joep Schreurs maakt hij zijn ambities waar. Dat wil zeggen, om werk uit te geven, zoals in de ‘Fragmentenreeks’, van auteurs die inhoudelijk stellig en maatschappelijk controversieel zijn. De boekverzorging lijkt niet achter te blijven: de eerste uitgave van Gerards & Schreurs uitgevers (Osip Mandelstams - ‘Laatste Brieven’) wordt genomineerd voor de selectie van Best Verzorgde Boeken 1986.*
Maar als ontwerper heeft Piet Gerards nog een inhaalslag te maken. ‘De Meisjes van Zanzibar’ een gedichtenbundel uit 1988 van Oost-Europese dichters in tweetalige editie, getuigt al van een meer afgewogen ontwerpkwaliteit. Het ontwerpen van Jan Tschicholds ‘Opstellen over Typografie’ in de vertaling van Huib van Krimpen heeft daar zeker aan bijgedragen. Als Gerards & Schreurs in 1990 opgaat in uitgeverij Plantage, krijgt Piet meer ruimte om zich toe te leggen op zijn ontwerpwerk. Hij verzorgt een groot aantal literaire werken, met name uit de Russische literatuur, waarin typografische toewijding zich paart aan inhoud. Uit alles spreekt hier een grote liefde voor taal, tekst en het oeuvre.*
Toch is de honger nog niet gestild: met een paar vrienden lanceert Piet Gerards in 1986 uitgeverij ‘Huis Clos’, een zgn. private press die inmiddels zo’n 60 bibliofiele boekjes heeft uitgebracht met werk van nationale en internationale schrijvers, dichters, componisten, musici, theatermakers, ontwerpers. Huis Clos bouwt op vriendschappen en vooral ook op verwantschappen - met kunstenaars en schrijvers als Franciszka en Stefan Themerson, Arthur Lehning, Mischa Mengelberg, Herman Hertzberger. Kern is de toewijding aan tekst - drager van het inhoudelijke debat, waarmee iedere generatie opnieuw uitdrukking probeert te geven aan de invulling van menselijke waardigheid, van respect en verwondering voor alle leven.
Piet Gerards is bij uitstek een projectenman, iemand die overal mogelijkheden ziet, verbanden legt, kansen weet te benutten. Hij is, populair gezegd, een ‘out-of-the-box’ denker. Dat zien we terug bij boekprojecten die door zijn inzet uitgroeien tot ingenieuze manifestaties, zoals over Arthur Lehnings tijdschrift i10.* Met zijn ‘Kunstencentrum Signe’ in Heerlen creëert hij vervolgens een eigen plek waar hij grote projecten realiseert, onder andere over de Russische filmmaker Tarkovski* of een presentatie met tekeningen, foto’s, literatuur en theaterwerk van de Pool Witkiéwicz;* of de bijzondere uitvoering van het project ‘Fabriceren in je hoofd’ bij de gelijknamige publicatie over de Amerikaanse architect John Hejduk.*
Piet Gerards ontwikkelt zich zo tot een professionele designer in brede zin. Maar de vormgeving van boeken staat steeds centraal. Met een omvang van ruim 1000 titels en ettelijke nominaties, heeft de studio inmiddels een respectabele positie verworven in de Nederlandse vormgeving. Kenmerkend is het modernistische idioom. De aanvankelijk nog wat strenge ordening maakt steeds meer plaats voor een breder en vooral luchtiger ontwerpbenadering. Kern blijft een goed gestructureerde opmaak, met een weloverwogen samenhang van tekst en beeld, aandacht voor formaat, materiaalkeuze en typografisch detail. De heldere opbouw van informatie biedt de lezer steeds de gelegenheid om kennis te nemen van de gerepresenteerde inhoud.*
Als zodanig sluit Piet Gerards’ benadering naadloos aan bij de doelstellingen en uitgangspunten van De Gouden Ganzenveer: ‘een prijs’, zo vermeldt de website, ‘die - zo mogelijk jaarlijks - wordt toegekend aan een persoon of instituut vanwege zijn of haar grote betekenis voor het gedrukte woord in de Nederlandse taal’. Het onderstreept een kernwaarde van de moderne traditie waarin het gedrukte woord en het debat worden gezien als voertuig van culturele ontplooiing. Dat perspectief zien we terug in de heldere ordening van het modernistische ontwerp dat - zeker vanaf de jaren zestig - synoniem is voor transparant en zakelijk informeren, en in Nederland tevens de weg baant voor culturele vernieuwing. Bij de Gouden Ganzenveerpublicaties ligt veel vast: formaat, inhoudelijke opbouw (portret van de laureaat, het protocol, dankwoord, debat, intermezzi) - en vooral ook: het budget. Vernieuwing zit hem bij de ontwerpen van Piet Gerards dan vooral in het detail: keuze van de letter die bij elke publicatie anders is; beeldmateriaal dat (soms zelfs noodgedwongen) resulteert in subtiele beeldkaternen met een andere papiersoort; of een afwijkende bindwijze. Boeiend wordt het als een ontwerpidee vanaf het omslag doorwerkt in het binnenwerk. Dat gebeurt onder meer bij Joke van Leeuwen, waar tweeledigheid (van Vlaams / Nederlands en kinder-/ volwassenliteratuur) als een rode draad door het boekje loopt; of bij David van Reybrouck, waar een lijnenpatroon op het omslag uiteindelijk zijn bestemming vindt in de ritmische partituur van een gedicht over brood in alle Europese talen, vastgelegd op een affiche in de achterflap dat - met een muzikale uitvoering ter plekke en participatie van de zaal - de eenheid wil bekrachtigen van alle mondige burgers.*
Met zijn fascinatie voor tekst en taal lijkt Piet Gerards aan te sluiten bij een lange traditie in de ontwikkeling van de moderne geschiedenis, waarin de geletterde uitgever-drukker-typograaf een zorgvuldige bijdrage leverde aan de vrijelijke verspreiding van kennis en informatie via de gedrukte tekst en het boek. Een cruciale verantwoordelijkheid, ook in de huidige context van digitalisering waarin nieuwe media en snelle communicatiemiddelen ertoe bijdragen dat alles, zonder onderscheid, voor iedereen, zo goed als overal toegankelijk wordt. Keerzijde is dat er van alles en nog wat, ongeredigeerd en soms zelfs ongecensureerd, in de publieke arena verschijnt. Hoe dan ook: de omgang met ‘informatie’ en big data geldt als een nieuw ijkpunt voor onze culturele oriëntatie - iets wat in de formulering van de sinds 2001 ingestelde Academie De Gouden Ganzenveer al enigszins doorklinkt. Het vormt in ieder geval de uitdaging voor de nieuwe ontwerpers die de eerzame taak van de vormgeving (in gedrukte en eventueel digitale vorm) van de Gouden Ganzenveerpublicaties, na het onvolprezen tijdperk Piet Gerards, op zich mogen nemen.

Ik dank U.

lijn