Gesprek met grafisch ontwerper Piet Gerards
door Gerrit Jan de Rook
(Hollandse Hoogte, 23/4 summer 1997)
lijn

Piet Gerards is de vormgever van alle publicaties van Uitgeverij Herik op die van de Zwarte Reeks na (waarvan hij er twee verzorgde). Behalve vormgever is hij ook marginaal uitgever. In 1982 richtte hij Uitgeverij Gerards en Schreurs op, waarbij ruim twintig boeken verschenen, en die in 1989 werd overgedragen aan uitgeverij Plantage in Leiden. Sinds 1986 is hij als uitgever actief onder het imprint Huis Clos. Tot nu toe gaat het om vijftien uitgaven. Huis Clos wordt mede gerund door Peter Schobben, die vanuit Oude Tonge onder meer voor de organisatie en distributie zorg draagt.

Piet Gerards woont in Heerlen en is sinds 1984 full-time vormgever. Intussen heeft het bureau twee medewerkers: Ton van de Ven en Marc Reekers. Daarnaast is hij betrokken bij een groot aantal culturele projecten. ‘Dat doe ik tussen de bedrijven door, omdat het vaak om hele leuke dingen gaat.’ Als volgende uitgave van Huis Clos is hij bezig met een gedichtenbundel van Arseni Tarkovski*, de vader van de cineast Andrei. ‘We gaan in augustus een manifestatie organiseren: een tentoonstelling in galerie Signe in Heerlen, een filmfestival in het Filmhuis in Maastricht en een audio-visuele installatie over Tarkovski, die onlangs tien jaar dood was.’*

Dit soort activiteiten weet hij te combineren met de drukke werkzaamheden van zijn ontwerpbureau. ‘Wij zijn geroutineerd en razendsnel. Voor de buitenwacht lijkt het allemaal moeilijk en doordacht, maar bij ons ontstaan ontwerpen doorgaans al werkend. Je maakt het gewoon.’ Het bureau is van de nodige moderne hulpmiddelen voorzien. ‘De opmaak gaat hier op de computer en daarna op diskettes of op optical discs, en zo rechtstreeks naar de drukker. We hebben een scala aan fonts - alles legaal. Als eerste in Nederland kochten we de DTL Albertina. We hebben uiteraard de Trinité, al wordt die nu voor alles en nog wat gebruikt. Daar word je doodziek van. Dan is er onder andere nog de Gill met uithangende cijfers, en - direct van Gerard Unger - de nieuwe complete versie van de Swift.’ Voor Gerards is het vormgeven van boeken primair een rationeel proces. ‘Wij doen alles met de computer. Tegenwoordig is het maken van boeken een vrij rationeel gebeuren. Het moet binnen de economische grenzen blijven die de opdrachtgever heeft gesteld, wat ik meestal wel prettig vind. Binnen zo’n strak raamwerk moet ik een zo creatief mogelijk boek maken. Al die boekjes met al die liflafjes van een gekleurd papiertje zus of een stempeltje zo… Van die versierlust word ik soms beroerd. Ik doe dat alleen als het iets wezenlijks toevoegt.’

‘Aan een gedicht is niet zoveel vorm te geven, dat heeft vorm van zichzelf. Je kunt kijken wat je met een titelloos gedicht doet of met een inhoudsopgave, maar meestal is die in kleine boekjes net zo min nodig als een voetregeltje. Een paginacijfer op een gekke plaats is soms leuk, een haakje of een streepje ervoor of erachter zetten, maar dat staat me eigenlijk ook al tegen. Ja, dan ben je er eigenlijk. Een kleinkapitaaltje, eerste woorden even aanzetten, dat is het. Met de titelpagina kun je nog wat uithalen en je kunt nog wat aan het omslag peuteren. Zo ingewikkeld is dat niet. Wij werken anders dan de meeste vormgevers: we werken vanuit de tekst, de inhoud, en niet vanuit vooropgezette ideeën.’

De Zwarte Reeks vindt Gerards vooral interessant, omdat hierin evenveel boekjes als vormgevers zijn, waarbij elk probeert zijn verhaal kwijt te raken. ‘Maar ik vind de eenvoudigste het mooist.’ Met name het boekje van Guus Ros met gedichten van Leo Herberghs is naar zijn mening bijzonder geslaagd. Van de margedrukkers acht hij Dick Wessels hoog: ‘Die durft wat, dat is de man van het wat grotere gebaar.’ Maar Gerards, een verwoed lezer, blijkt ook hier een pragmaticus: ‘Soms koop ik wel iets vanwege het uiterlijk, maar vaak gaat het dan ongelezen de kast in. Ik heb toch liever een lelijk maar goed geschreven boek dan een prachtig vormgegeven niemendalletje.’

lijn