Geconcentreerde provocatie
door Ben van Melick
(in: Werktitel: Piet Gerards, grafisch ontwerper, 2003)
lijn

De ontwerper Piet Gerards (Heerlen, 1950) nam in de jaren zeventig als links-politieke activist de taak op zich affiches, folders en tijdschriften vorm te geven. In de periode daarna ontwikkelde hij zich tot typograaf, vormgever en uitgever, om me-dio jaren negentig uit te groeien tot onafhankelijk allround ‘grafisch’ ontwerper met een eigen aan-pak en een herkenbare stijl, wars van vertoon.

In het kleine affiche Banaal (1978)* is Gerards al compleet aanwezig. Het is daarmee even kenmerkend voor de beginnende als voor de volgroeide grafisch ontwerper. Weerspannig engagement gepaard aan perfectionisme en ironische esthetisering geeft het werk de specifieke touch die het onmiddellijk als ‘typisch Gerards’ herkenbaar maakt.
Het affiche voor de manifestatie Banaal is het statement van een politiek-culturele activist. Wat in het oog springt, is de bijzondere typografie. Zeker gezien de tijd: einde jaren zeventig bedient een jonge grafisch vormgever zich van gedachtegoed en technieken van de historische avant-garde.
‘Banaal’ bericht over een anarchistische manifestatie, op 4 november 1978 in de Kleine Comedie te Maastricht georganiseerd door aap (Anarcho Artistieke Produkties). Het affiche is deel van de actie en wil het cultureel establishment ludiek tarten. Als ‘Gesamtkunstwerk’ was de happening kunsthistorisch gezien passé, maar in de maatschappelijke context was ze daar op die plek op haar plaats.
Op het eerste gezicht is dit kleine plakkaat een kunstgreep in de ruimte van het witte vlak. Lézen maakt duidelijk dat het een spel is met woorden en woordgroepen, met vorm en betekenis. Een ernstig spel, want letters, woorden, tekens en kleuren zijn behalve ludiek, functioneel. Dit aanplakbiljet wil dienstbaar en autonoom tegelijk zijn, evenzeer boodschap als kunst. Inhoud en vorm vallen erin samen. De letteromkeringen, de eigenzinnige spelling, de neo-logismen en wisselende spatiëring, het over elkaar heen stempelen, resulteren in drukte, wirwar: maximale vrijheid, maar binnen een streng kader. Geconcentreerde provocatie: anarchie in Maastricht.
Balanceren op de grens van de leesbaarheid is hier niet alleen een uitdaging aan de lezer/burger, maar biedt ook optimale vorm- en betekenismogelijkheden. Zo kleurt rood het zwart uit artistieke overwegingen, maar de kleuren staan ook voor anarchisme en socialisme, vrijheid en strijd.
Grote woorden, maar de ernst is hier niet loodzwaar. Ironie maakt deze anarchistische manifestatie, nu nog, verteerbaar. Spel en ironie waren noodzakelijk om te werven, maar ook om afstand te creëren. Politiek anarchisme medio jaren zeventig werd in de publieke opinie verbonden met radicalisme en geweld: concreet, de Baader/Meinhoff-groep. De ironische distantie maakte associatie met die politieke bendevorming minder voor de hand liggend.
Ironie is ook de basis voor het spel met woord-betekenissen dat het complexe en paradoxale karakter van dit ‘event’ representeert. Dit stijlmiddel maakt het de vormgever mogelijk hoog en laag, het verhevene en het ordinaire, in één raam bijeen te brengen. Affiche en manifestatie zijn daarmee uitdrukking van een en dezelfde gedachte.
Dit vrolijk-serieuze ‘gepruts’ met vorm en inhoud, met geschiedenis en maatschappelijke werkelijkheid, deze betrokkenheid bij kunst en politiek en de oppositie tegen ontwikkelingen in de contemporaine kunst en maatschappij hadden Gerards destijds onder de invloed kunnen brengen van alternatieve stromingen als Situationisme en Fluxus. Ofschoon Banaal achteraf ook als een ‘situatie’ gezien kan worden, was de praktijk anders. Persoonlijke ontwikkeling, ook op politiek-sociaal gebied, en uitgesproken historische belangstelling leidden tot een andere, wel verwante, oriëntatie. Wat het groepje dat zich Sirkus Ana was gaan noemen, in eerste instantie samenbond, was een marxistische visie op maatschappij en geschiedenis, met accent op ‘revolutie’. Daarmee is de link gelegd met de historische avant-garde, met anti-kunst en de ontwikkelingen van kunst en cultuur in het Rusland van de jaren tien en vroege jaren twintig. Gerards’ affiniteit met dada-technieken als montage en collage, de idee van het ‘Gesamtkunstwerk’ en de verwantschap met agitprop, waarin politieke agitatie en propaganda samenvloeien in een artistiek statement, hangen daar nauw mee samen.
Daarnaast is er de invloed van de tijdgeest. Wie zich toentertijd publiekelijk uitsprak, was geïnfecteerd door de geest van contestatie en provocatie uit het voorafgaande decennium. In kunst geïnteresseerde, politiek bewuste jongeren die niet in popmuziek en punk verdwaalden, stuitten op de nieuwe Amerikaanse kunst, free jazz, eigentijdse gecomponeerde muziek, geëngageerde beeldende kunst, Aktie-teater, modernistische literatuur, foto- en filmkunst en uiteindelijk op de voedingsbodem daarvan: de historische avant-garde, met name Futurisme en Dadaïsme.
Engagement, spel, provocatie en complexiteit kenmerken de jonge ontwerper Piet Gerards. Maar dat leidt niet tot een hermetische hybride: voor wie een eerste blik werpt, is helder waar het om gaat; voor wie verder kijkt, openen zich nieuwe betekenislagen.
Die helderheid komt voort uit handwerk: plakken, knippen, plaatsen, stempelen, scheuren, drukken. Dat vereist kennis van het materiaal, zorgvuldigheid en maatvoering. De ambachtelijke precisie, gericht op functie, behoedt hem voor de zweverige cliché-ludiciteit van de modieuze posterkunst uit die jaren en zet hem weldra op het spoor van het ‘Idealistisch Ontwerpen’.
Hier wordt al de ‘kunstenaar’ zichtbaar die Gerards ook is. Hij zelf noemt het affiche voor Banaal ‘een oosters tapijt’. Associatie met de poëtica van modernistische dichters als Martinus Nijhoff en Paul van Ostaijen, die hij beiden bewondert, ligt voor de hand. Wat hij nastreeft in alle vormen waarvan hij zich bedient, is ‘schoonheid’, maat; aanvankelijk met dubbele bodem, maar nooit als doel op zichzelf, altijd gerelateerd aan functie, in het juiste evenwicht en met de sobere uitwerking van de ambachtsman die mikt op essentie. Kunstenaar staat tussen aanhalingstekens, want Gerards wenst niet gecategoriseerd te worden: niet als kunstenaar, niet als typograaf en niet als boekenmaker.
Een autodidact wil nergens passen. Kritische zelf-reflectie, twijfel aan eigen kunnen en bewondering voor de grote meesters zijn voor Piet Gerards geen belemmering om eigenzinnig zijn eigen weg te gaan. Voor hem betekent ‘wat men vindt’ principieel niets. Dit affiche relativeert zichzelf door ‘bewuste slordigheid’. Het is daarmee typografie en anti-typografie tegelijk: de uiting van een tegendraadse mentaliteit waarin zelfrelativering gewichtigheid uitsluit.
In deze houding is de tegenstelling tussen engagement en vrijheid, verzet en schoonheid, opdracht en individualiteit opgeheven. Daardoor zijn de ontwerpen opvallend: autonomie en functionaliteit vallen erin samen. Duidelijke keuzes maken zijn werk, verankerd in de geschiedenis, tijdloos, helder en diep tegelijk.

lijn

Werktitel, inkijkexemplaar

lijn